Richtlijn Polycythaemia vera
Auteur: Koen de Heer, Bart Biemond
Algemeen: een verworven klonale myeloproliferatieve aandoening waarbij met name het erytroide compartiment autonoom groeit.
Kliniek:
- klachten van hyperviscositeit: hoofdpijn, duizeligheid, concentratieproblemen, visusstoornissen, tintelingen, moeheid, afgenomen inspanningstolerantie, plethora, spierpijn
- arteriële of veneuze trombo-embolieën (slechts ten dele verklaard door hyperviscositeit): hart- of herseninfarct, trombose van grote vaten in het splanchnicus gebied, trombosebeen, etc.
- microvasculaire trombose: erytromelalgie (= brandende pijnen aan acra met witte, rode of blauwe verkleuring, reagerend op trombocytenaggregatieremming of verlaging van het trombocytengetal)
- bloedingen: huid- en slijmvliesbloedingen, gastro-intestinaal (varicesbloeding bij portale hypertensie, ulcus pepticum)
- hypermetabolisme: afvallen, (nacht)zweten, malaise, jicht
- jeuk, m.n. na baden en wrijven over de huid
- splenomegalie en incidenteel hepatomegalie
Bloedbeeld: erytrocytose, trombocytose, leukocytose (m.n. neutrofilie, basofilie), eventueel met extramedullaire hematopoeise (normoblasten)
Aanvullend onderzoek
- Jak2-mutatie: sensitiviteit 95-97%, kan echter ook bij ET/MF worden gevonden (50-60%)
- laag EPO-gehalte
- ferritine, vitamine B12, urinezuur, LDH
- vrijwel altijd verricht maar bij laag EPO en positieve Jak2-mutatie mogelijk niet strikt noodzakelijk:
- crista-biopt: hypercellulariteit, toegenomen proliferatie alle cellijnen met intacte maturatie, reticulinevorming, geringe ijzervoorraad, afwijkende megakaryocyten (geclusterd, vergroot, hyperlobulatie)
- in principe niet routine-matig te verrichten:
- meting rode bloedcelvolume: om relatieve erytrocytose ten gevolge van een laag plasma volume uit te sluiten bij overklaarde milde erytrocytose (Ht < 0.60 bij mannen en < 0.56 bij vrouwen; hierboven uitgesloten).
- spontane erytroide kolonie formatie bij beenmergkweek (EEC); indien beeld verdacht voor PV ondanks JAK2-negativiteit en overig aanvullend onderzoek niet diagnostisch
- karyotypering beenmerg: cytogenetische afwijkingen anders dan Philadelphia-chromosoom: 20q- (11%), +8 (9%), -7/-5 (7%), 13q- (5%), add 1q (2%)
Diagnose
WHO-criteria 2008
Major criteria |
|
Minor criteria |
|
De diagnose PV kan ook worden gesteld indien 2 major en 1 minor of 1 major en 2 minor criteria aanwezig zijn.
Differentiaal diagnose bij erytrocytose
Oorzaken congenitale secundaire erytrocytose
|
Oorzaken van verworven secundaire erytrocytose
|
Behandeling:
Algemeen | |
Verlagen hematocriet (streefwaarde man < 0.45 l/l; vrouw < 0.42 l/l) |
flebotomieën cytoreductieve therapeie indien hoge frequentie of bijwerkingen: hydroxycarbamide, gepegyleerd interferon-α, eventueel busulfan |
trombocytenaggregatieremming |
carbasalaatcalcium eenmaal daags 100 mg of acetylsalicylzuur eenmaal daags 80 mg |
Specifiek |
|
jichtprofylaxe indien hoog urinezuur |
allopurinol |
jeuk |
voorkeur: gepegyleerd inteferon-α, eventueel antihistaminica, H2-antagonisten, antidepressive, fototherapie |
cytoreductieve therapie indien (eerdere) tromboembolische complicatie en indien trombocyten >400x 109/l, streefwaarde trombocyten < 400 x 109/l |
hydroxycarbamide, gepegyleerd interferon-α, eventueel busulfan |
NB ijzersuppletie is niet geëndiceerd.
Overige aspecten behandeling
- chirurgie: kans op complicaties (bloeding of trombose) tijdens chirurgie evident verhoogd bij hematocriet >0,45: bij electieve chirurgie liefst eerst 4 maanden hematocriet onder controle
- zwangerschap: tijdens kraambed LMWH 6 weken, bij myelosuppressieve therapie overstappen (liefst 3-6 maanden tevoren) op interferon, altijd interferon bij hoog-risico zwangerschap
- allopurinol: tot stabiele situatie of bij jicht
- erytromelalgie: tijdelijk verhoging ascal tot 600 mg overwegen
Prognose
- vasculaire complicaties hoofdzakelijke probleem (40%)
- na 10-20 jaar kan een post-polycythaemische myeloide metaplasie ontstaan: de "spent phase". Hierbij neemt door fibrose de proliferatieve capaciteit van het beenmerg af en ontstaat een anemie, trombopenie en extra-medullaire hematopoese met forse splenomegalie (met eventueel pijnlijke infarcten en varicesbloedingen). Kans is ongeveer 10% na 5 jaar en 50% na 20 jaar.
- bij een minderheid (5% na 5 jaar en 10% na 10 jaar) ontaardt de ziekte in een secundaire AML.
Literatuur
- Jaffe et al. WHO classification of tumours. Pathology and genetics of tumors of hematopoietic and lymphoid tissues. IARC Press: Lyon 2001.
- Pearson et al. Vascular occlusive episodes and venous haematocrit in primary proliferative polycythaemia. Lancet. 1978;2:1219-1222.
- Landolfi et al. Efficacy and safety of low-dose aspirin in polycythemia vera. N Engl J Med. 2004;350:114-124.
- Campbell et al. Management of Polycythemia Vera and Essential Thrombocythemia. Hematology 2005:201-208.
- De Heer et al. Systematische diagnostiek van erytrocytose. NTvG 2007; 151(32): 1770-5.
- P.A.W. te Boekhorst, M.-D. Levin, R.A.P. Raymakers, R.E.G. Schutgens, R. van Wijk, K.-S.G. Jie, S. Wittebol, E.C. Dompeling, L.F.R. Span, M.R. de Groot, G.A. Velders en S. Zweegman, namens de Werkgroep Myeloproliferatieve Neoplasieen van de Nederlandse Vereniging voor Haematologie. Nederlands Tijdschrift Hematologie 2011; 8:64-79
JHM-RPV-056 Versie 2.
Geldig 7 maart 2013