Jump to Navigation

D9 Autologe / Allogene stamceltransplantatie

Auteur: ZHTC
 

Altijd bestraalde erytrocytenconcentraten, leukocyten verwijderd en bestraalde trombocytenconcentraten, leukocyten verwijderd toedienen vanaf 2 weken vóór tot en met 5 jaar na stamceltransplantatie.


Parvo B19-veilige bloedproducten
toedienen

Bij allogene transplantatie is ABO incompatibiliteit geen bezwaar. De patiënt zal uiteindelijk (na ~3 maanden) de bloedgroep van de donor krijgen. In de overgangsfase is er tijdelijk een ‘dubbele’ bloedgroep en soms een hemolytische anemie met positieve directe Coombs test.

Dit alles vereist een speciaal beleid m.b.t. de bloedgroep van toe te dienen erytrocytenconcentraten, trombocytenconcentraten en vers plasma.


Major incompatibilteit  

Bloedgroep Ontvanger: O

Bloedgroep Donor: A, B of AB

Tot ~ 3 maanden post-transplantatie heeft de ontvanger nog anti-A en anti-B antistoffen circuleren. Deze kunnen hemolyse veroorzaken.

Monitoring: 1x per 2-3 weken bloedgroep en Directe Antiglobuline Test (‘directe Coombs’); z.n. hemolyseparameters.

Transfusie: (vanaf begin myeloablatieve therapie)

  • Erytrocyten: bloedgroep O; als er geen anti-A/B meer aantoonbaar is en de directe Coombs test negatief is geworden: bloedgroep donor
  • Trombocyten / plasma: bloedgroep donor


Minor incompatibiliteit  

Bloedgroep ontvanger:A, B of AB

Bloedgroep donor: O

De donor heeft antistoffen tegen de bloedgroep van de ontvanger.

Monitoring: 1x per 2-3 weken bloedgroep.

Transfusie: (vanaf begin myeloablatieve therapie)

Erytrocyten: bloedgroep donor (O).

Trombocyten / plasma: bloedgroep ontvanger, totdat geen A, B, of AB ery’s meer aantoonbaar zijn. Daarna bloedgroep donor.


Gemengde major
en minor incompatibiliteit  

Bloedgroep ontvanger: A of B

-
Bloedgroep donor: B resp. A

Tot ~ 3 maanden post-transplantatie heeft de ontvanger nog tegen de donor gerichte (anti-A of anti-B) antistoffen circuleren. Deze kunnen hemolyse veroorzaken.

Monitoring: 1x per 2-3 weken bloedgroep, Directe Antiglobuline Test (‘directe Coombs’) z.n. hemolyseparameters.

Transfusie: (vanaf begin myeloablatieve therapie)

Erytrocyten: bloedgroep O totdat anti-donor bloedgroep antistoffen niet meer aantoonbaar zijn en de directe Coombs test negatief is geworden. Daarna: bloedgroep donor.

Trombocyten en plasma: bloedgroep AB, totdat er geen erytrocyten van ontvanger-type meer aantoonbaar zijn. Daarna: bloedgroep donor.

 

Versie 1.
Geldig: 2009